WEERSTATION DEN BOSCH 3 meter boven zee niveau
Bevroren of geen bevroren ruiten
Op sommige ochtenden moeten we de voorruit van onze wagen krabben en op andere ochtenden niet. Waarom? Alles is een kwestie van de hoeveelheid waterdamp in de atmosfeer en de temperatuur.
Het water in de atmosfeer kan gasvormig zijn (waterdamp), vloeibaar (waterdruppels) of vast (ijskristallen). De hoeveelheid water in de atmosfeer en de omgevingstemperatuur bepalen de toestand van het water.
De maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten, hangt af van de temperatuur (cfr. onderstaande figuur). Wanneer de atmosfeer haar maximale hoeveelheid waterdamp heeft bereikt, zeggen we dat ze verzadigd is (bijvoorbeeld 9,4 g water per kubieke meter bij 10 °C). Als we de hoeveelheid water in een verzadigde atmosfeer opdrijven, zal de toestand van het water veranderen naar vloeibaar (condensatie) of vast (sublimatie). Het zijn deze waterdruppels of ijskristallen die wolken zullen vormen.
Telkens de hoeveelheid waterdamp te groot wordt of als de temperatuur verlaagt, geraakt de lucht verzadigd met waterdamp en ontstaan er wolken samengesteld uit waterdruppels en/of ijskristallen.
Als dit fenomeen zich op de grond voordoet, is er mistvorming. Soms is de temperatuur aan de grond of op voertuigen veel lager dan de luchttemperatuur. In dat geval kan waterdamp condenseren in de vorm van dauw of desublimeren (directe overgang van gasvormige naar vaste toestand) in de vorm van ijs. Als de druk die de damp uitoefent op de grond of op een voertuig lager is dan de druk van de verzadigde lucht, is er geen dauw, noch ijsvorming op koude oppervlakken.
Extreem lage vochtigheid
26 mei 2011 – Lucht kan slechts een beperkte hoeveelheid vocht bevatten. Hoeveel hangt af van de temperatuur. De relatieve vochtigheid geeft aan hoeveel waterdamp de lucht bij de heersende temperatuur bevat, dus hoe vochtig het is.
Sproeiinstallaties draaien tijdens droogteperiodes op volle toeren (Jannes Wiersema)
Een waarde van 100 procent wijst op een maximale hoeveelheid waterdamp. De lucht is dan verzadigd. Bij 50 procent bevat de lucht bij de heersende temperatuur de helft van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp.
De relatieve vochtigheid wordt gemeten met een hygrometer, elektronisch met sensor of een eenvoudige haarhygrometer. De lengte van de haar is een maat voor de vochtigheid. De laagste waarden worden in mei en juni gemeten, gemiddeld zo’n 70 tot 80 procent. Vooral in het voorjaar is de vochtigheid soms zeer gering onder 20 procent. Dat gebeurt in koude lucht uit het noorden.
Op zulke zeer droge dagen is de lucht diepblauw, loopt de temperatuur overdag snel op om ’s avonds weer sterk te dalen. De dagelijkse gang, het verschil tussen dag en nacht, kan soms meer dan 20 graden bedragen. Onder zulke omstandigheden is er kans op vorst. De Bilt registreerde tijdens zonnig en warm weer in mei 2006 een vochtigheidsgraad van 20 procent. Dat is het record voor mei sinds de metingen begonnen in 1901. Het jaarrecord voor De Bilt is 8 procent op 9 maart 1964.
Een geringe vochtigheidsgraad is ook gemeten tijdens een hittegolf in 1999. Op 1 en 2 augustus noteerde De Bilt 21 procent. Een evenaring van het record van 24 augustus 1976. In Deelen lag de vochtigheid drie dagen tussen 14 en 16 procent. Ook op 25 mei 2011 was de lucht zeer doog. Op een aantal plaatsen zijn vochtigheidswaarden van minder dan 20 procent gemeten. Gilze Rijen noteerde zelfs 17 procent.
Voorboden van onweer22 juli 2004 – Onweer wordt vaak al enkele dagen tevoren in de weerberichten aangekondigd, maar tijdens de vakantie zijn we vaak verstoken van radio, tv of krant. Zeker voor de korte termijn kunnen we uit allerlei veranderingen in het weer afleiden dat er onweer op komst is. Als de onweerskansen toenemen kunnen we dat soms al een dag tevoren zien aan de bewolking of merken aan een toename of draaiing van de wind en het zwoelere weer.
Zo ziet een onweerbui er vanuit een vliegtuig uit. De donderwolk (cumulonimbus) kan tot meer dan 15 kilometer hoogte in de atmosfeer uitgroeien en krijgt op grote hoogte een paddestoelvormig uiterlijk. Hennie Pruis maakte deze unieke opname op 8 juli 2003 vanuit een vliegtuig op een vlucht van Turkije naar Nederland.
Zelfs als er nog nauwelijks bewolking is, kunnen we de veranderingen zien aankomen. Als bijvoorbeeld de strepen van vliegtuigen langzaam oplossen of uitdijen of als de lucht vol raakt met windveren gaat het meestal mis. Opbollende stapelwolken luiden in veel gevallen een weersverandering in, zeker als ook de wind aantrekt en ook de hoeveelheid bewolking toeneemt.
Onweerskansen verraden zich soms al een dag tevoren door wolken die het uiterlijk hebben van een langgerekte bank met opbollende torentjes van kastelen. Soms is die bewolking ’s ochtends al te zien waarna de lucht weer helemaal opklaart. Vaak is dat dan maar tijdelijk en ontwikkelen zich in de middag of avond stapelwolken die uitgroeien tot onweersbuien. De kans op onweer is dan ook het grootst. In berggebieden vormen de buienwolken zich meestal eerst bij de toppen, terwijl in het dal de zon nog blijft schijnen.
Bij duisternis zien we het vaak over grote afstanden onweren en horen we ook de donder dan is het onweer niet ver weg. Dan nog kan de bui op veilige afstand langstrekken, maar met name in de bergen is dat moeilijk in te schatten. Bergen ontnemen het zicht voor u er erg in heeft is het onweer nabij. Bovendien kan de bui mede onder invloed van het gebergte erger worden, doordat de lucht door zo’n berg gedwongen wordt te stijgen. Zo ontstaan de zware regens die bij bergketens honderden millimeters in enkele uren opleveren. Bergstroompjes, die al het water dat in het hele gebied valt moeten verwerken, veranderen dan ineens in brede kolkende stromen.
Wees dus zeker in de bergen extra voorzichtig als onweer dreigt. De buien kunnen plotseling opzetten en vergezeld gaan van heftige verschijnselen als zware regen, hagel, sneeuw en windstoten. Eenmaal in de bergen is het moeilijk een schuilplaats te vinden.
Nader Verklaard
Bliksemgevaar
De bliksem is één van de gevaarlijkste weersverschijnselen. Het is dan ook raadzaam om bescherming te zoeken, zeker wanneer het onweer nabij is en de tijd tussen bliksem en donder minder dan 10 seconden bedraagt. Het is verstandig om al alert zijn wanneer het gerommel in de verte hoorbaar is. Het gevaar om persoonlijk door de bliksem getroffen te worden is relatief gering, maar de gevolgen kunnen ernstig zijn. Gemiddeld worden tegenwoordig in Nederland 1 of 2 mensen per jaar dodelijk door de bliksem getroffen, vroeger waren dat er waarschijnlijk meer.
De bliksem hoort tot de gevaarlijkste weersverschijnselen
Onweersbuien kondigen zich meestal luid en duidelijk aan en ook in de weersverwachting wordt de kans op onweer aangegeven. Bij naderend onweer kunt u het best naar binnen gaan en de ramen gesloten houden om schade door wind en regen te voorkomen. Veilig is ook een afgesloten auto of metalen caravan, omdat bij een blikseminslag de lading direct wordt afgevoerd. De restlading die op de auto achterblijft is zo gering dat u na een inslag niet tegen een paaltje hoeft te rijden. Wacht echter met uitstappen tot het onweer voorbij is.
Het licht van de bliksem is bijzonder fel en een nabije inslag kan u verblinden. Automobilisten moeten behalve op windstoten en zware regen ook daarop bedacht zijn. In huis kunt u beter niet te dicht bij het raam staan. Bij een (nabije) blikseminslag zal de stroom zich een weg banen langs leidingen en daarom is het, om schade aan apparatuur te beperken, aan te raden tijdig stekkers uit de antenne-aansluitingen te halen en de telefoon- en modemaansluiting los te koppelen van de computer. Tijdens onweer kunt u, zeker als uw huis niet beveiligd is tegen de bliksem, ook beter geen bad of douche nemen en kranen, radiatoren en wasmachines niet aanraken. Wie buitenshuis overvallen wordt door het onweer en geen goede schuilplaats vindt kan zich het best zo klein mogelijk maken door op de hurken te zitten. Houd daarbij de voeten tegen elkaar, zodat de stroom niet door uw lichaam kan lopen. Schuil nooit onder een alleenstaande boom, langs een bosrand of in de buurt van een metalen afrastering.
Bij naderend onweer kunt u meren, vaarten, de zee en het strand, ook vanwege plotselinge windstoten, het best verlaten: zwemmen, surfen en varen is dan levensgevaarlijk. Alleen boten met een afgesloten metalen hut zijn binnen veilig. Ook in een tent loopt u groter risico dan binnenshuis vooral als de tent het hoogste punt in de omgeving is. Plaats de tent echter niet onder een alleenstaande boom, bij een metalen hek of lichtpalen. Ook bij een inslag dicht in de buurt kunt u verwondingen oplopen en beter is het om van een flink onweer een schuilplaats te zoeken binnen, in een auto of een metalen caravan. Ervaring heeft inmiddels ook geleerd dat het gebruik van MP3 spelers tijdens onweer verwondingen kan opleveren
Bliksemmetingen
Onweer kan variëren in activiteit; soms blijft het bij een enkele ontlading, maar vooral een zomers onweer kan heftig zijn. Bliksem is niet alleen gevaarlijk voor personen, maar ook apparaten met elektronische circuits, zoals televisies, video- en audio-apparatuur, alarminstallaties, computers, wasmachines en telefoons zijn kwetsbaar.
Aantal bliksemontladingen van 26 juni 2009 (Bron: KNMI)
Een inslag in de buurt is vaak al voldoende om de apparatuur te beschadigen of te ontregelen en bij een directe inslag is de schade in de regel enorm. De laatste jaren is elektronische apparatuur in opmars en daarmee is de schade toegenomen. Verzekeringsmaatschappijen vragen na hoe zwaar een onweer is geweest en of bliksem de oorzaak kan zijn van de gemelde schade.
Het KNMI beschikt samen met de Koninklijke Luchtmacht over een bliksemdetectiesysteem, waarmee de ontladingen en inslagen in kaart worden gebracht. Ook het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België maakt gebruik van SAFIR (Surveillance et Alerte Foudre par Interférométrie Radioélectrique). Hiermee worden niet alleen tijdstip en locatie van de ontladingen bepaald, maar ook de stroomsterkte.
De antennes met een hoogte van twintig meter staan op zeven punten, drie in België en de overige bij Den Helder, Valkenburg, Deelen en Hoogeveen. De antennes zijn uitgerust met apparatuur die de elektromagnetische straling registreert die vrijkomt bij bliksemontladingen. Niet alleen inslagen worden tot op enkele kilometers nauwkeurig geregistreerd, maar ook de talrijke ontladingen die tot de wolken beperkt blijven.
De gegevens komen binnen in computers in De Bilt en Ukkel, waar een actueel overzicht wordt gemaakt van de geografische spreiding van de onweersactiviteit. Op het beeld van de neerslagradar worden de buien met onweer speciaal gemarkeerd, zodat de meteorologen kunnen zien hoe groot de bliksemactiviteit is en of deze verandert. SAFIR is dus ook een belangrijk hulpmiddel voor de waarschuwingen voor onweer.
Mooi-weerdagen15 juli 2009 – Mooi weer is subjectief: voor een zeiler moet het waaien, een fietser houdt juist niet van tegenwind en aan het strand willen we zon en aangename warmte. Regen wordt meestal niet gewaardeerd, maar als het dagen achtereen droog is kan een bui juist een verademing zijn, zeker voor de landbouwer, die zijn gewassen ziet verpieteren. Mooi weer is dus lastig onder één noemer onder brengen maar in het algemeen is een zonnige, droge en vrij warme dag waarop we een terrasje kunnen pikken ook een mooie dag.
Avondrood, mooi weer aan boord (foto: J.Bakker)
Voor de klimatologie heeft het KNMI mooi weer gedefinieerd als een dag met veel zon (minstens 50% van de tijd dat ze kan schijnen), weinig of geen neerslag (in 24 uur hooguit 0,2 mm) en een bovennormale temperatuur. De normale temperatuur wordt statistisch bepaald uit het etmaalgemiddelde over periodes van 10 dagen, het decadegemiddelde. De klimatologische grenzen veranderen met de tijd van het jaar: in april voldoet een dag dus bij een lagere temperatuur aan het criterium “warm” dan bijvoorbeeld in augustus”. Als norm wordt een marge aangehouden rond het gemiddelde. Voor internationaal gebruik worden mooi-weerdagen aangeduid als ADS-dagen. De “A” staat voor een temperatuur “Above normal” , de “D” voor “Dry” en de “S” voor “Sunny”.
Juli en augustus bieden doorgaans de meeste dagen met mooi weer. Gemiddeld over honderd jaar tellen die zomermaanden er in De Bilt elk 7, tegen 5 in april en juni. September levert gewoonlijk 4 mooi-weerdagen op, maart 3, oktober 2 en de wintermaanden gemiddeld 1 à 2. Een heel jaar biedt gemiddeld 45 dagen met mooi weer, maar in zonnige, droge en warme jaren zijn dat er natuurlijk veel meer. Het jaar 1947 scoort het fraaist met 90 mooi-weerdagen. Augustus 1947 is ook de recordmaand met 24 mooie dagen.
Het jaar 2007 telde in totaal 64 mooi-weerdagen waarvan 18 in april, een record voor deze maand. Tussen mei en september 2007 telde ons land slechts 25 mooie dagen, teleurstellend voor de zomerperiode van vijf maanden. In 2008 was mei een fraaie maand met 14 mooi-weerdagen. Daarna kwamen er tot en met september nog 15 mooie dagen bij zodat het totaal over mei-september uitkwam op 29 mooi-weerdagen. Dat is ongeveer het normale aantal voor deze periode. Inmiddels staat de teller sinds mei 2009 op 21 mooi-weerdagen.
In de periode 1881-1970 bedroeg het aantal mooi weerdagen in De Bilt gemiddeld 36 per jaar, waarvan de helft in de drie zomermaanden. Dit aantal nam toe tot gemiddeld 43 dagen in de periode 1971- 2006. In de afgelopen 20 jaar (1988-2007) bedroeg het aantal gemiddeld zelfs 50 dagen per jaar. De kans op mooi weer is de laatste jaren dus groter geworden.
Buienlijn13 juli 2009 – Buien groeperen zich vaak langs lijnen, die goed herkenbaar zijn op de neerslagradar en satellietbeelden. Een buienlijn gaat vooral op warme zomerdagen vergezeld van intensieve plensregens, veel onweer, verraderlijke windstoten en soms ook hagel of een enkele keer een windhoos.
KNMI-neerslagradarbeelden van een lijn met zware onweersbuien (22 juni 2008)
Een naderende buienlijn kan er zeer dreigend uitzien, waarbij het door de neerslag en de massieve bewolking aardedonker wordt. Zo’n onheilspellende lucht voorspelt weinig goeds. De wind neemt sterk toe met soms verraderlijke windstoten van meer dan 100 km/uur. Daarna gaat het heftig regenen en kan het ook hagelen. ’s Zomers zijn dat soms hagelstenen zo groot als knikkers of golfballen met alle gevolgen vandien. De passage van de bui gaat vergezeld van veel bliksem en onweer. Buienlijnen kunnen in korte tijd sterk activeren, waardoor de verschijnselen nog heftiger worden dan de neerslagradar laat zien. Neerslag en onweer gaan na passage van de buienlijn meestal nog een tijd door, maar soms is het slechte weer in een vloek en een zucht voorbij, waarna het snel opklaart.
De passage van de buienlijn zelf is echter het meest verraderlijke moment. Het weer kan zo snel omslaan dat er in een bootje op het water geen redden meer aan is. De plotselinge windvlagen in combinatie met slechte zicht door slagregens of hagel kunnen ook het verkeer ernstig hinderen. Takken met veel blad breken soms af als luciferhoutjes en kunnen wegen en spoorlijnen blokkeren. De bliksem is zeker voor fietsers en wandelaars in een open omgeving gevaarlijk. Een incidenteel optredende windhoos kan in een spoor van kilometers lengte grote schade veroorzaken.
Buienwolken ontstaan in gebieden met sterk stijgende luchtbewegingen van warme lucht. In combinatie met lucht die op de bodem samenstroomt, convergentie genaamd, stijgt de lucht razensnel op. De buienwolken kunnen zich groeperen tot enorme complexen waarin de wolkentoppen een hoogte kunnen bereiken van meer dan 15 kilometer. De top van de wolk bestaat uit ijskristallen die uitwaaien in de vorm van een aambeeld. Zulke torenhoge flatgebouwen in de atmosfeer nemen zoveel zonlicht weg dat het aan het aardoppervlak ook overdag soms aardedonker wordt.
Een buienlijn, in de oostelijke Verenigde Staten squalline genoemd, kan voorafgegaan worden door een rolwok, ook wel boogwolk of boekenplankenwolk genaamd. De sterke luchtbewegingen zijn aan de onderkant van de wolk soms zichtbaar als borstvormige bewolking, mammatus genaamd. Door de draaiende lucht kan een uitstulping ontstaan, die het begin is van een windhoos. Van een hoos is pas sprake als de slurf de grond of het water bereikt. Soms is dat niet vast te stellen en wordt gesproken van hoosachtige verschijnselen.
De weerkundigen houden waarnemingen, radar- en satellietbeelden en de modelberekeningen nauwlettend in de gaten, zodat iedereen die met zware buien te maken krijgt tijdig gewaarschuwd kan worden en niemand verrast hoeft te worden.
BRON: KNMI
Zeespiegelstijging
6 september 2009 – Vaak worden ze in één adem genoemd: broeikaseffect en zeespiegel. Een warmere aarde leidt onherroepelijk tot een stijging van de zeespiegel. Uit metingen over de hele wereld blijkt dat de zeespiegel in de 20e eeuw 10 tot 20 cm is gestegen. Twee processen zijn van belang: het smelten van landijs en het uitzetten van zeewater door verwarming. Met landijs bedoelen we bijvoorbeeld gletschers in gebergtes over de hele wereld en ijskappen, waarvan het Zuidpoolgebied en Groenland de belangrijkste voorbeelden zijn.
Het is moeilijk om precies uit te vinden hoeveel de verschillende processen bijdragen aan de huidige zeespiegelstijging. Van alle gletschers op de wereld zou bekend moeten zijn hoe groot ze zijn en hoe ze in de loop van de tijd veranderen. Ook moet overal in de oceanen de temperatuur worden gemeten om vast te stellen hoe die verandert. De mogelijkheden om te meten zijn beperkt. Het smelten van ijskappen ten gevolge van klimaatveranderingen in de 20e eeuw had waarschijnlijk maar een klein effect op de zeespiegel. De zeer trage reactie van de ijskappen op klimaatveranderingen uit een verder verleden (sinds de laatste IJstijd, ongeveer achttienduizend jaar geleden) had in de vorige eeuw nog een zeespiegelstijging van tweeëneenhalve cm tot gevolg.
Zeeijs, zoals in het Noordpoolgebied, levert geen bijdrage. Het drijft op zee en verplaatst net zoveel water als het eigen gewicht (wet van Archimedes). Als zeeijs smelt, wordt het verplaatste water vervangen door smeltwater en verandert het niveau van de zeespiegel niet.
Onderzoekers verwachten dat de zeespiegelstijging in de 21e eeuw en daarna meer zal zijn dan de 10 tot 20 cm uit de vorige eeuw. De schattingen van het KNMI voor deze eeuw lopen in Nederland lopen uiteen van 35 tot 85 cm. Op een termijn van enkele eeuwen kan de zeespiegel wereldwijd met tot enkele meters stijgen. De extra stijging komt door de klimaatverwarming die wordt verwacht door het versterkte broeikaseffect en komt vooral voor rekening van gletschers en het uitzetten van water.
Ongeveer de halve wereldbevolking leeft bij de kust. Het klimaat is er gematigd en de grond vruchtbaar door aanvoer van zoetwater en grondstoffen door rivieren die in zee uitmonden. Bij het stijgen van de zeespiegel gaat land verloren, tenzij dijken worden gebouwd en verhoogd, zoals we dat in ons land doen. Een arm land als Bangladesh kan dat niet betalen en daar zouden miljoenen mensen moeten verhuizen als de zeespiegel tientallen centimeters stijgt
Nader Verklaard
Begin van de herfst22 september 2009 – Op dinsdag 22 september om 23.18 uur begint volgens de sterrenkundige kalender de herfst 2009. De zon staat dan precies boven de evenaar waardoor dag en nacht dan overal op aarde even lang duren. De astronomische herfst begint in 2010 op 23 september en meestal is dat de begindatum.
Op de eerste dag van lente en herfst duren dag en nacht overal even lang (Foto: Meteosat MSG)
De andere seizoenen echter meestal op de 21e. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat de baan van de aarde geen cirkel is. De verschillende data zijn het gevolg van het feit dat we eens in de vier jaar een schrikkeljaar hebben dat een dag meer telt dan de andere jaren. In het begin van de 20e eeuw viel de eerste herfstdag enkele keren zelfs op 24 september, het laatst in 1931. De wintertijd gaat pas in het laatste weekeinde van oktober in; dat sluit beter aan bij het weer omdat het de in deze tijd nog prima nazomerweer kan zijn.
De astronomische seizoensindeling is gebaseerd op de positie van de aarde ten opzichte van de zon. De seizoensverschillen vinden hun oorzaak in de schuine stand van de as waar de aarde om draait. Hierdoor komt de zon op het noordelijk halfrond in de zomer hoger boven de horizon dan in de winter en schijnt daardoor in de zomer langer dan in andere jaargetijden.Om praktische redenen en volgens internationale afspraak gebruiken de weerkundigen voor het berekenen van klimatologische gemiddelden een andere seizoensindeling.
De Societas Meteorologica Palatina, een van de eerste internationale weerorganisaties onder leiding van de Duitse keurvorst Karl Theodor besloot in 1780 om steeds drie opeenvolgende kalendermaanden als één seizoen te beschouwen. Volgens de klimatologische indeling is de herfst al op 1 september begonnen en duurt het seizoen tot met 30 november.
Het weer stoort zich niet aan deze data en tot laat in de herfst kan het nog zomers zijn. Zelfs in oktober zijn de laatste jaren in ons land nog regelmatig temperaturen gemeten tussen 20 en 25 graden gemeten. Wel worden de verschillen in temperatuur tussen het noordelijk halfrond en de tropen steeds groter, waardoor zich diepere depressies kunnen vormen die veel wind veroorzaken. Een heel rustig en nevelig weertype is echter ook karakteristiek voor het najaar.